Method for Assigning Priority Levels (MAPLe)
De Method for Assigning Priority Levels of MAPLe voorziet in een empirisch en krachtig ondersteuningssysteem voor de besluitvorming. Daarmee wordt het mogelijk de noden van cliënten en de mate van hoogdringendheid waarmee deze moeten worden aangepakt grondiger te evalueren.
De MAPLe differentieert cliënten volgens 5 prioriteitsniveaus die predictief zijn voor het risico op institutionalisering (het risico voor opname in een instelling binnen de 90 dagen), de mate van stress bij de zorgverleners en de mate waarop de cliënt beter af zou zijn in een andere zorgsetting:
- 1 = lage behoeftigheid:
Cliënten op het laagste prioriteitsniveau kunnen meestal als zelfstandig worden beschouwd. Deze cliënten vertonen geen lichamelijke gebreken maar wel kleine cognitieve tekortkomingen. Er doen zich geen problemen voor gerelateerd aan gedrag, thuisomgeving, geneesmiddelen of ulcera. Een beperkte vorm van thuiszorg kan echter wel noodzakelijk zijn omwille van vroegtijdig functieverlies op een beperkt aantal gebieden.
- 2 = lichte behoeftigheid:
Cliënten op dit prioriteitsniveau hebben alleen nood aan beperkte hulp door problemen bij het uitvoeren van IADL-activiteiten (bijv., huishoudelijk werk, vervoer) of t.g.v. een verminderd uithoudingsvermogen.
- 3 = matige behoeftigheid:
Cliënten op dit prioriteitsniveau vertonen beginnende functionele tekortkomingen die mogelijks hun onafhankelijkheid kunnen bedreigen. Het gaat hier om problemen gerelateerd aan de thuisomgeving, geneesmiddelenbeheer of lichamelijke gebreken gecombineerd met lichte cognitieve tekortkomingen.
- 4 = hoge behoeftigheid:
Cliënten op dit prioriteitsniveau ondervinden meer complexe problemen gerelateerd aan o.a. gedrag of lichamelijke gebreken gecombineerd met cognitieve tekortkomingen. In deze groep is het risico op institutionalisering en de stress bij mantelzorgers verhoogd.
- 5 = zeer hoge behoeftigheid:
Cliënten op het hoogste prioriteitsniveau vertonen belangrijke functionele gebreken op verschillende gebieden die een grote impact hebben op het al dan niet onafhankelijk kunnen blijven. Beïnvloedende factoren zij o.a. de aanwezigheid van fysische (ADL) en cognitieve tekortkomingen, vallen, gedragsproblemen en ronddolen. De kans op een opname in een instelling (Kans op opname in een instelling-CAP) en de stress bij mantelzorgers is in deze groep het hoogst.
Het algoritme is gebaseerd op een breed gamma van klinische variabelen in het interRAI-beoordelingsinstrument voor de thuiszorg (Home Care):
- afname van het activiteitenniveau; totaal aantal uur lichamelijke activiteit of oefening in de laatste 3 dagen (G4a)
- verzwakking van IADL-mogelijkheden; maaltijdbereiding (G1ab), huishoudelijk werk (G1bb) en vervoer (G1hb)
- verzwakking van het ADL-functioneren; baden (G2a), persoonlijke hygiëne (G2b), zich verplaatsen (G2f), toiletgebruik (G2h) en eten (G2j) (G2b, G2f, G2h en G2j = ADL Hierarchy Scale)
- verzwakking op cognitief vlak; cognitieve vaardigheden voor dagelijkse besluitvorming (C1), kortetermijngeheugen (C2a), procedureel geheugen (C2b), uiting – zichzelf duidelijk maken (D1) en eten (G2j) (= CPS2 Scale)
- kans op opname in een instelling-CAP
- stoornissen in het gedrag; verbaal geweld (E3b), lichamelijk geweld (E3c), sociaal ongepast of storend gedrag (E3d) en verzet zich tegen zorg (E3f)
- achteruitgang van de besluitvorming; verandering in beslissingsbekwaamheid ten opzichte van 90 dagen geleden (C5)
- problemen betreffende de mogelijkheden voor geneesmiddelenbeheer (G1db)
- doorligwonde met hoogste ernstgraad (L1)
- veranderingen in de woonomgeving; achterstallig onderhoud (Q1a), smerige woon- en leefomstandigheden (Q1b), onvoldoende verwarming of afkoeling (Q1c), gebrek aan persoonlijke veiligheid (Q1d) en beperkte of gebrekkige toegang tot de woning of de woonvertrekken (Q1e)
- valincidenten (J1)
- problemen bij de manier van voedselinname (slikproblemen) (K3)
- ronddolen (E3a)
Cliënten die zich situeren op het hoogste prioriteitsniveau worden verondersteld bijna 9 keer meer kans te hebben om te worden geïnstitutionaliseerd dan de cliënten op het laagste prioriteitsniveau.
Deze differentiatie volgens prioriteitsniveaus kan aanleiding zijn voor meer persoonsgerichte aanbevelingen bij de toewijzing van middelen en de realisatie van een optimaal zorgverleningsmodel.
Het gaat er hier uiteraard niet om de MAPLe te gebruiken als een geautomatiseerde besluitvorming verstoken of ver weg van elk klinisch inzicht. Een interdisciplinair engagement samen met de familie en de cliënt zelf waarbij de individuele sterkte, voorkeur en behoefte van de cliënt mee ter discussie worden genomen om specifieke persoonsgerichte aanbevelingen te formuleren moet de MAPLe-scores aanvullen.
Terwijl de MAPLe kan worden gebruikt bij het nemen van beslissingen op cliëntniveau kan het algoritme ook worden gebruikt met geaggregeerde data voor het evalueren van zorgprocessen op diverse (regionale, nationale, internationale, ...) niveaus (benchmarking).
Bronnen en aanvullende literatuur
Hirdes JP, Poss JW, Curtin-Telegdi N. 2008. The Method for Assigning Priority Levels (MAPLe): A new decision-support system for allocating home care resources. BMC Medicine. 6:9.
MAPLe scores (PDF)