C2. Dyspneu (kortademigheid)
Bedoeling:
Het beschrijven van gradaties van dyspneu (kortademigheid).
Proces:
Vraag de cliënt of hij of zij buiten adem of “kortademig” is. Als het antwoordt bevestigend is, bepaal of het symptoom is opgetreden bij een inspannende activiteit, gedurende normale dagelijkse activiteit of tijdens rust. Als de cliënt niet kan antwoorden, bekijk de klinische dossiers en raadpleeg met teamleden en de cliënt zijn of haar familie.
Codering:
Codeer het ergste dat zich in de laatste 3 dagen heeft voorgedaan.
- 0. Afwezigheid
- 1.Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het leveren van matige inspanning
- 2.Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten
- 3.Aanwezig bij rust
Matige inspanning - Omvat enige fysieke inspanning zoal een lange wandeling maken of een trap naar een volgende, hogere verdieping nemen.
Normale dagelijkse activiteiten - Omvat alle ADL’s (baden, transfer,…) en IADL’s (maaltijdbereiding, winkelen, enz.)