O2. Mantelzorgers
Bedoeling:
Het beoordelen van het mantelzorgsysteem, inclusief alle soorten van ondersteuning verleent door de primaire en secundaire mantelzorgers. Het mantelzorgsysteem verschilt van een formele relatie die de cliënt met een hulpverleningsorganisatie heeft.
Definitie:
Een mantelzorger kan een familielid, vriend of buur zijn (maar geen betaalde zorgverlener of vrijwilliger). Het is niet nodig dat de mantelzorger bij de cliënt inwoont. Het gaat er eerder om dat hij of zij de cliënt regelmatig bezoekt of reageert op de behoeften die de cliënt heeft. Het is de persoon die de cliënt het meeste helpt of op wie hij/zij het meest kan rekenen en/of wie hij/zij het eerste zou opbellen voor hulp.
Proces:
Vraag de cliënt of hij of zij een mantelzorger kan noemen. De cliënt kan waarschijnlijk verscheidene mensen noemen die “zouden helpen” als dat aan één van hen zou worden gevraagd. Maak in dat geval de vragen specifieker: “Wie helpt u met boodschappen?” “Wie helpt u het huis schoon te houden?” “Wie helpt u met de maaltijden, het baden, het aankleden enz...?” “Wie helpt u uw rekeningen te betalen?” “Wie vervoert u als u ergens heen moet?” “Wie zal u waarschijnlijk opbellen wanneer u hulp nodig hebt?” Als de cliënt geen hulp krijgt, vraag dan of er iemand is die zou helpen indien dat nodig moest zijn. Als de cliënt de vragen niet kan begrijpen of beantwoorden of onduidelijke, ontwijkende of onjuiste antwoorden geeft (bv., noemt de echtgenoot terwijl u weet dat de echtgenoot overleden is), bekijk dan het cliëntdossier of bevraag indien mogelijk een mantelzorger. Vraag de cliënt naar de aard van de relatie (bv. op welke manier de mantelzorger verbonden is met de cliënt), of de cliënt bij de mantelzorger woont, en als dit zo is, hoelang ze samenwonen. Vraag ook naar of de cliënt in de laatste 3 dagen contact heeft gehad met familie of naaste vrienden. Dit contact kan zowel persoonlijk, via telefoon als via mail plaatsvinden.
Het is belangrijk te begrijpen dat sommige mantelzorgers misschien niet als zorgverleners willen worden omschreven. Ze doen dingen die in het verlengde liggen van normale sociale relaties (bv. het is wat van een dochter of echtgenote verwacht wordt). Het kan daarom nuttiger zijn zich te concentreren op de aard van de hulp die wordt gegeven dan op het label van “zorgverlener”.
Codering:
a. Relatie tot de cliënt
- 1. Kind/aangetrouwd kind
- 2. Echtgenoot/echtgenote/partner
- 3. Moeder/vader/voogd
- 4. Zus/broer
- 5. Ander familielid
- 6. Vriend(in)
- 7. Buur
- 8. Geen mantelzorger
b. Woont met de cliënt
- 0. Nee
- 1. Ja, 6 maanden of minder
- 2. Ja, langer dan 6 maanden
- 8. Geen mantelzorger
c. Heeft contact met de cliënt op dagelijkse of bijna dagelijkse basis
- 0. Nee
- 1. Ja, via telefoon of email - gebruik deze code als het *contact meestal niet in levende lijve plaatsvindt
- 2. Ja, persoonlijk contact
- 8. Geen mantelzorger