J2. ADL- funtioneren
Bedoeling:
Het registreren van de prestatie van de cliënt op zelfvoorzienende activiteiten van het dagelijks leven (d.w.z. wat de persoon voor zichzelf deed en hoeveel hulp hij/zij van anderen nodig had) gedurende de laatste drie dagen.
Definities:
Metingen zijn gebaseerd op alle episodes van de activiteit in de laatste drie dagen. Het gaat daarbij om het uitvoeren van de volgende items (en niet waar de client toe in staat is).
- a. Baden - Het in bad gaan/zich douchen. Omvat ook het in en uit het bad of de douche gaan EN hoe elk lichaamsdeel gewassen wordt: armen, boven- en onderbenen, borst, buik, bilnaad — NIET HET WASSEN VAN RUG EN HAAR.
- b. Persoonlijke hygiëne - Hoe de persoon zijn persoonlijke hygiëne handhaaft. Zich wassen aan een wastafel, inclusief haar kammen, tanden poetsen, scheren, make-up aanbrengen, gezicht en handen wassen of afdrogen — NIET BADEN EN DOUCHEN.
- c. Wandelen - Het wandelen van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdieping.
- d. Zich verplaatsen - Het zich voortbewegen (wandelen of met rolstoel) van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdieping. Bij gebruik van een rolstoel: zichzelf kunnen voortbewegen eens men in de rolstoel zit.
- e. Transfer toilet - Het op het toilet gaan en van het toilet komen.
- f. Toiletgebruik - Het gebruiken van de toiletruimte (of toiletstoel, urinaal, bedpan); zichzelf reinigen na toiletgebruik of bij incontinentie, incontinentiemateriaal vervangen, omgaan met stoma of katheter, kleren in orde brengen — NIET OP OF VAN HET TOILET KOMEN.
- g. Beweeglijkheid in bed - Het uit en in de lighouding komen, zich omdraaien en in bed de lichaamshouding aannemen.
- h. Eten - Het eten en drinken (ongeacht vaardigheid). Dit omvat ook het tot zich nemen van voeding op andere manieren — bv., sondevoeding, totale parenterale voeding.
Hulp bij aanvang – Hulp die gekenmerkt wordt door het voorzien van artikelen, apparaten of voorbereiding die nodig is om de cliënt meer toe te laten een activiteit zelf te doen. Dit kan bijvoorbeeld nagegaan worden door een voorwerp vast te houden zodat de cliënt het uit de handen van de zorgverlener kan nemen. De zorgverlener moet de cliënt echter alleen kunnen laten tijdens het uitvoeren van de activiteit. Als er telkens iemand in de buurt moet blijven, krijgt de cliënt toezicht en moet dit gecodeerd worden als “2” Toezicht.
Voorbeelden van hulp bij aanvang:
- Persoonlijke hygiëne — Een wastafeltje en toiletartikelen aanreiken.
- Zich verplaatsen — Een wandelstok aanreiken.
- Toiletgebruik — Een urinaal aanreiken of artikelen binnen bereik neerzetten die noodzakelijk zijn voor het wisselen van een stoma.
- Eten — Vlees snijden, blikken openen, een bord naar de tafel brengen, één voedselcategorie per keer opscheppen, enz.
Gewichtdragende hulp — Cliënten hebben in verschillende mate lichamelijke hulp nodig om ADL-taken te kunnen volbrengen. Een sleutelbegrip in het schaleren van deze hulp is de mate van gewichtdragende hulp. Indien een cliënt niet rechtop kan zitten of staan, verwijst gewicht dragen naar het ondersteunen van gewicht (dat wil zeggen, een hulpverlener draagt het volle gewicht van een arm bij het helpen aantrekken van een shirt). Indien een cliënt kan staan of lopen, verwijst gewicht dragen naar het gewicht dragen van iemand door hem/haar onder de armholte vast te houden en in staat te stellen op de arm van de hulpgever te leunen. Het sturen van de bewegingen met minimaal lichamelijk contact en aanraken met nu en dan lichamelijke hulp worden niet als gewicht dragen beschouwd.
Activiteit kwam niet voor versus totale afhankelijkheid — Verwar de totale afhankelijkheid van iemand in een ADL-activiteit (code “6”) niet met het niet voorkomen van de activiteit (code “8”). Bijvoorbeeld, ookal ontvangt een persoon enkel sondevoeding en geen voedsel of vocht via de mond, dan nog kan hij of zij eten en moet de mate van hulp gedurende dit proces geëvalueerd worden. Iemand die zeer betrokken is bij het toedienen van sondevoeding aan zichzelf is niet geheel afhankelijk en moet niet als “6” gecodeerd worden. Hij of zij wordt lager gecodeerd naargelang de aard van hulp die hij/zij van anderen krijgt.
Proces:
Om het functioneren van de cliënten te beschrijven moet de beoordelaar zich eerst een idee vormen van alle episodes op elke ADL-gebied in de laatste drie dagen. Stel vast wat de cliënt zelf doet en bepaal de aard van de gegeven hulp (als er van hulp sprake is).
Wanneer het zelfdoen op een ADL-gebied in de laatste drie dagen variatie vertoont, bepaal dan de die episodes waarin de cliënt het meest afhankelijk van hulp was – d.w.z., de episodes wanneer de cliënt de meeste zorg of hulp van anderen ontving. De samenvatting daarvan die wordt gedaan om tot ADL- scores te komen (zoals beneden omschreven) richt zich op de meest afhankelijke episodes en schept daarmee een beeld van de zorgbehoefte van de cliënt om deze ADL uit te voeren.
Om dit te bereiken moet informatie uit meerdere bronnen als volgt worden bijeengebracht:
- Verzamel informatie uit meerdere bronnen (bijv., (vraag)gesprekken met de cliënt, zorgverleners en anderen).
- Stel vragen die op alle aspecten van de ADL-definities betrekking hebben. Als u bijvoorbeeld zelfverzorging bespreekt, vraag dan hoe een cliënt zich in de ochtend wast, het haar kamt, de tanden poetst en zich scheert. Een cliënt kan op één aspect van zelfverzorging zelfstandig zijn, maar uitgebreide hulp nodig hebben op een ander aspect.
- Observeer hoe de cliënt de lichamelijke taken uitvoert.
- Praat met de cliënt om er zeker van te zijn wat hij/zij zelf doet bij elke ADL-activiteit en ook wat de soort en het niveau van hulp zijn die door anderen wordt gegeven.
- Praat, indien mogelijk, met familie van de cliënt.
- Weeg tenslotte alle antwoorden om tot een samenhangend beeld van het zelfdoen van de cliënt bij elke episode op elk gebied te komen.
Codering:
De volgende zijn de ADL-Zelfdoen scoringsregels.
Codeer het ADL-functioneren rekening houdend met alle situaties waarin de activiteit zich in de LAATSTE 3 DAGEN heeft voorgedaan.
- (1) Als de activiteit iedere keer op hetzelfde niveau wordt uitgevoerd, geef dan de ADL-score van dat niveau.
- a. Let op: voor 0=Zelfstandig, 6=Totale afhankelijkheid en 8=Activiteit kwam niet voor, is dit de enige manier om zo te kunnen scoren; alles moet op deze niveaus zijn uitgevoerd.
- b. Let op: deze regel is ook van toepassing zelfs wanneer er slechts één situatie gedurende de drie dagen was wanneer bijvoorbeeld de cliënt zich slechts één keer verplaatste tussen plekken op dezelfde verdieping (en de rest van de tijd in bed bleef); dan is de score voor Zich Verplaatsen op die ene situatie gebaseerd.
- (2) Als de activiteit in 1 of meerdere situaties op niveau 6 maar andere keren minder afhankelijk (0-5) wordt uitgevoerd, geef dan een ADL-score van 5.
- (3) Focus in de andere gevallen op de 3 meest afhankelijke situaties waarin de activiteit wordt uitgevoerd (of op alle situaties waarin de activiteit minder dan 3 keer wordt uitgevoerd). Als de meest afhankelijke situatie 1 is (dus enkel 0 of 1), geef dan een ADL-score van 1. Zo niet, geef de minst afhankelijke score uit de reeks van 2 t.e.m. 5.
De scoreniveaus waarin de cliënt dan is geplaatst:
- 0. Zelfstandig — Bij geen enkele situatie fysieke hulp, klaarzetten of toezicht nodig.
- 1. Hulp beperkt tot klaarzetten — Voorwerp of apparaat bezorgd of binnen bereik geplaatst, bij geen enkele situatie fysieke steun of toezicht nodig.
- 2. Toezicht — Toezicht of aanwijzingen geven.
- 3. Beperkte hulp — Ondersteuning bij het bewegen van ledematen, fysieke ondersteuning zonder gewicht te dragen.
- 4. Uitgebreide hulp — Gewichtsondersteunende hulp (ook ledematen optillen) door 1 hulpverlener, waarbij de cliënt zelf nog minstens 50% van de subtaken uitvoert.
- 5. Maximale hulp – Gewichtsondersteunende hulp (ook ledematen optillen) door minimum 2 hulpverleners OF gewichtsondersteunende hulp bij meer dan 50% van de subtaken.
- 6. Totale afhankelijkheid — Alle activiteiten worden altijd volledig door anderen uitgevoerd.
- 8. Activiteit heeft zich niet voorgedaan.
Voorbeelden:
- De cliënt ontving toezicht bij wandelen in huis op twee afzonderlijke gelegenheden en op nog één gelegenheid niet-gewichtsontlastende hulp. Codeer “2”voor Toezicht bij Zich Verplaatsen in huis. Redenering: er waren in totaal 3 situaties met hulp (interventies). Toezicht was de minst afhankelijke categorie voor deze drie situaties.
- De cliënt ontving in de laatste drie dagen bij één gelegenheid toezicht bij kleden, bij twee gelegenheden niet-gewichtsontlastende hulp (d.w.z. een shirt dichtknopen) en bij één gelegenheid gewichtsontlastende hulp (d.w.z. de arm in de mouw steken). Codeer “3” voor Beperkte hulp bij kleden boven. Redenering: er was 1 situatie in de laatste drie dagen van toezicht en lichamelijk hulp, 2 niet-gewichtsontlastende situaties en 1 gewichtsontlastende situatie. Beperkte hulp is dan de correcte code omdat het de minst afhankelijke categorie weergeeft die 3 of meer activiteiten omvat die zich op tenminste dat niveau van ondersteuning bevinden.
Richtlijnen voor het beoordelen van Zelfdoen bij ADL
- De schaal bij de ADL-items wordt gebruikt om het feitelijke niveau van betrokkenheid van de cliënt in zelfzorg in de laatste drie dagen vast te leggen.
- Leg niet uw beoordeling van de capaciteit van de cliënt voor betrokkenheid bij zelfzorg vast d.w.z. datgene wat u denkt dat de cliënt voor zichzelf kan op basis van getoonde vaardigheden of lichamelijke eigenschappen. Een beoordeling van de mogelijke capaciteit komt in Item G4 aan bod (“Potentieel voor lichamelijke verbetering”).
- Leg niet het type en niveau van de hulp vast die de cliënt volgens het opgestelde zorgplan “zou” moeten ontvangen. Het feitelijk gegeven type en niveau van hulp kan behoorlijk verschillen van wat in het zorgplan is aangegeven. Leg vast wat er werkelijk gebeurt.
- Betrek directe zorgverleners van alle diensten die in de laatste drie dagen voor de cliënt hebben gezorgd in besprekingen over het presteren van de cliënt bij de ADL’s. Herinner de zorgverleners eraan dat alleen naar de laatste drie dagen moet worden gekeken. Stel gerichte vragen om uw eigen begrip en observaties van elke ADL-activiteit (bedbeweeglijkheid, voortbewegen, transfer, enzovoort) te verhelderen. Begin met het algemene en ga dan over naar het meer specifieke.
Voorbeeld: hier volgt een typisch gesprek tussen de RAI-verantwoordelijke verpleegkundige en een ziekenverzorgende over de beoordeling van “Bedbeweeglijkheid van een cliënt”:
- Vplk. “Beschrijf eens hoe Mevrouw L. in bed gaat liggen. Daarbij bedoel ik, hoe komt ze als ze eenmaal in bed is van zittend naar liggend, van liggend naar zittend, van de ene zij op de andere en hoe ligt ze?”
Zkvz. “Ze kan zelf gaan liggen en opzitten, maar ik moet haar helpen om op haar zij te gaan liggen.”
Vplk. “Ligt ze en komt ze overeind zonder mondelinge instructies of lichamelijke hulp?”
Zkvz. “Nee, ik moet haar er elke keer aan herinneren de papegaai te gebruiken. Maar als ik haar verteld heb hoe ze het moet doen, kan ze het zelf.”
Vplk. “Hoe help je haar van de ene zij op de andere?”
Zkvz. “Ze kan zichzelf omdraaien door het bedhek vast te grijpen. Ik zeg haar wat ze moet doen. Maar ze heeft mij nodig om haar achterste op te tillen en haar benen in positie te leggen.”
Vplk. “Til je haar zelf op of helpt iemand je?”
Zkvz. “Ik doe het alleen.”
Vplk. “Hoeveel dagen heb je in de laatste week dit type hulp gegeven?”
Zkvz. “Elke dag.”
Mevrouw L. zou een code “4” (Uitgebreide hulp) voor zelfdoen bij ADL moeten krijgen. Neem nu de eerste twee vragen en antwoorden door in het gesprek tussen de verpleegkundige en de ziekenverzorgende. Als de verpleegkundige niet had doorgevraagd, zou zij/hij niet genoeg informatie hebben gekregen om een nauwkeurige beoordeling te maken van de vaardigheden van de cliënt, noch van de echte werkbelasting van de ziekenverzorgende, noch of het huidige zorgplan werd uitgevoerd.