H1. Indicatoren van mogelijke depressie, angst, droefenis
Bedoeling:
Het vastleggen van de aanwezigheid en frequentie van de in de laatste 3 dagen of daarvoor geobserveerde indicatoren, ongeacht de veronderstelde oorzaak. In sommige gevallen is een indicator wellicht in de laatste 3 dagen niet waargenomen, maar is deze nog steeds “aanwezig” en actief op een wijze dat de indicator van belang is voor de huidige zorgbehoefte van de cliënt. Wanneer de indicatoren met andere items in het instrument worden gecombineerd, kunnen ze informatie verschaffen over de ernst van de problematiek van de cliënt.
Definities:
Gevoelens van psychisch lijden kunnen door de depressieve, angstige of bedroefde cliënt direct worden geuit. Psychisch lijden kan ook non-verbaal of door gedrag worden geuit dat kan worden waargenomen door de cliënt te observeren tijdens de gebruikelijke dagelijkse routinebezigheden.
- a. Deed negatieve uitspraken - Bijv., “Het doet er allemaal niet aan toe; Was ik maar dood; Wat voor zin heeft het; Het spijt me zolang te hebben geleefd; Laat me doodgaan”. Deze indicator verschilt van het item hopeloosheid want het betreft uitingen van de cliënt zijn of haar huidige situatie of zijn of haar leven tot op het huidig moment, terwijl hopeloosheid gaat over de cliënt zijn of haar vooruitzicht naar de toekomst.
- b.Voortdurend boos op zichzelf of op anderen - Bijv., gemakkelijk geërgerd, boos over de ontvangen zorg. Wees bedacht op verbale uitingen van boosheid, maar ook op non- verbale uitingen of op gedrag dat op blijvende boosheid duidt.
- c. Uitingen (ook non-verbale) van wat onrealistische angsten lijken te zijn - Bijv., angst om in de steek te worden gelaten, alleen gelaten te worden, samen met anderen te zijn; intense angst voor specifieke voorwerpen of situaties.
- d. Herhaald klagen over de gezondheid - Bijv., vraagt aldoor aandacht van arts, onophoudelijk bezorgd over lichaamsfuncties.
- e. Herhaald angstig klagen/bezorgd zijn (niet in verband met de gezondheid) - Bijv., zoekt steeds aandacht/geruststelling over dagindeling, maaltijden, de was, kleren, omgang met anderen.
- f.Droevige, pijnlijke of bezorgde gelaatsuitdrukkingen - Bijv., diepe rimpels, constant wenkbrauwen fronsen.
- g. Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarstend
- h. Zich terugtrekken belangrijke activiteiten - bijv., verlies van belangstelling voor lang bestaande activiteiten, of samenzijn met familie of vrienden. Deze indicator gaat over een wezenlijke afname in het niveau van deelname aan activiteiten of omgang met lang bestaande relaties.
- i. Verminderde sociale omgang - Deze indicator gaat over veranderingen in het algehele niveau van omgaan met anderen, niet slechts familie.
- j. Uiten, ook non-verbaal, van een gebrek aan plezier in het leven (anhedonia) – Bijv., "Ik heb nergens meer plezier in". Deze indicator meet anhedonia, waarbij de cliënt niet langer in staat is om van activiteiten of situaties te genieten die normaal plezierig worden gevonden.
Proces:
Begin een gesprek met de cliënt. Hou eerder gedane uitingen van de cliënt in gedachten en ook de observaties die u en anderen hebben gedaan over verbale en non-verbale indicatoren van het geestelijk functioneren.
Sommige mensen zijn meer verbaal dan anderen en doen directe uitspraken over hun gevoelens. Andere onthullen alleen zulke gevoelens als ze er naar worden gevraagd. Wanneer de cliënt gevoelens onder woorden brengt van psychisch lijden (bijv., huilen), vraag dan hoe lang dat al aanwezig is.
Anderen zijn wellicht niet in staat hun gevoelens te uiten omdat ze de woorden niet kunnen vinden om te beschrijven hoe ze zich voelen of missen het inzicht of het vermogen daartoe. Observeer een cliënt zorgvuldig op indicatoren, zowel ten tijde van de geplande beoordeling als ook in elk direct contact dat u in de 3 dagen observatie van deze beoordeling heeft.
Denk aan culturele verschillen in het uiten van deze indicatoren. Cliënten kunnen meer of minder gemakkelijk geestelijke problemen, emoties en gevoelens uiten vanwege hun culturele normen. Stel uw interpretatie van een indicator niet bij naar beneden op basis van uw verwachtingen over de culturele achtergrond van de cliënt. Aan de andere kant is het van belang extra gevoelig te zijn voor deze indicatoren bij personen die vanwege hun cultuur meer stoïcijns zijn in hun uitingen.
Raadpleeg andere zorgverleners of familie/vrienden die directe kennis hebben over het typische en huidig gedrag van de cliënt. Er kan ook relevante informatie in het cliëntdossier staan, hoewel dit niet noodzakelijk gedetailleerd is. In situaties waarin er een verschil is tussen hetgeen door de cliënt wordt gezegd en wat u observeert en/of door anderen wordt verteld, gebruik dan uw klinisch oordeel om te bepalen wat het beste antwoord is.
Codering:
Codeer de aan- en afwezigheid van elke indicator, ongeacht wat u denkt over de onderliggende oorzaak van het probleem. Wees er u van bewust dat sommige clienten hun stemming als normaal kunnen zien voor het stervensproces. Codeer voor zowel de aanwezigheid als voor het aantal waarin het gedrag zich stelde.
- 0. Niet aanwezig
- 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond. Let op. Gebruik deze code alleen als u weet dat de toestand aanwezig en actief is, maar niet in de laatste 3 dagen werd waargenomen.
- 2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond
- 3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond