F1. Cognitieve vaardigheden voor dagelijkse besluitvorming
Bedoeling:
Het registreren van de huidige prestatie in het maken van dagelijkse beslissingen over dagdagelijkse activiteiten van de cliënt. Dit item is in het bijzonder belangrijk voor verdere beoordeling en zorgplanning om volgende twee redenen:
- De informatie kan de zorgverleners waarschuwen voor nieuwe veranderingen (achteruitgang of verbetering) in het cognitief functioneren van de cliënt.
- De informatie kan anderen waarschuwen voor enige discrepantie tussen de cliënt zijn of haar capaciteit om beslissingen te nemen en zijn of haar huidig niveau van functioneren. Dit kan een indicatie zijn dat anderen (familie of andere zorgverleners) per ongeluk de cliënt zijn of haar afhankelijkheid stimuleren.
Definitie:
Voorbeelden van dagelijkse besluitvormingsactiviteiten:
- Kiezen van kledingstukken
- Gebruiken van omgevingsaanwijzingen om zich te organiseren en plannen te maken (bijv. klokken, kalenders, opgehangen aankondigingen van komende gebeurtenissen)
- Bij afwezigheid van aanwijzingen in de omgeving, gericht bij anderen naar informatie zoeken (niet steeds herhaald) om de dag te plannen
- Gebruik maken van het bewustzijn van de eigen sterke punten en tekortkomingen om de gebeurtenissen van de dag te reguleren (bijv. om hulp vragen als dat nodig is, vragen om instructies of informatie te herhalen om ze beter te begrijpen, erkennen dat mij hulpmiddelen nodig heeft en deze consistent gebruiken)
- De effecten van medicatie/behandeling kunnen rapporteren zodat ze kunnen getriteerd kunnen worden.
- Beslissingen maken over hoe de weg te vinden van punt A naar punt B en terug.
Proces:
Raadpleeg de cliënt eerst, en waar mogelijk en nodig de familie. Observatie van de cliënt kan ook hulpzaam zijn. Bespreek de dagelijkse gebeurtenissen. Het rondvragen moet duidelijk maken of de cliënt actief beslissingen neemt en niet of het zorgteam denkt dat de cliënt ze kan nemen. Denk eraan dat de bedoeling van dit item is om vast te leggen wat de cliënt doet (het presteren). Wanneer iemand de besluitvormings- verantwoordelijkheid van de cliënt wegneemt voor taken van het alledaags leven of de cliënt niet aan de besluitvorming deelneemt (ongeacht wat zijn of haar niveau van kunnen is), moet ervan uitgegaan worden dat de besluitvorming van de cliënt verstoord is. In dit geval, registreer hoe de cliënt nu functioneert en niet zijn of haar capaciteit van functioneren.
Dit item vraagt ook te differentiëren tussen 1) het gebrek aan de mogelijkheid om te participeren in besluitvorming of het gebrek aan de mogelijkheid om beslissingen te nemen en 2) beslissingen maken waar anderen het niet eens mee zijn (bvb behandeling weigeren, weigeren te douchen). Dit laatste wordt niet gezien als een gebrek indien de persoon actief betrokken was in het maken van de beslissing.
Codering:
Vul het nummer in dat het meest accuraat de client zijn of haar cognitieve prestaties in besluitvorming over taken van het alledaagse leven karakteriseert gedurende de laatste 3 dagen.
- 0. Zelfstandig - De cliënt organiseerde dagelijkse routine en nam beslissingen op een consistente, redelijke en veilige manier. Beslissingen van de cliënt waren een weerslag van zijn leefstijl, cultuur en waarden.
- 1. Gewijzigd zelfstandig - De cliënt nam in vertrouwde situaties redelijke en veilige beslissingen, maar had enige moeite in besluitvorming bij nieuwe taken of situaties.
- 2. Minimaal beperkt - In specifieke, terugkerende omstandigheden werden minder goede of onveilige besluiten genomen en waren er aanwijzingen /toezicht nodig.
- 3. Matig beperkt - Beslissingen van de cliënt waren voortdurend slecht of onveilig. De cliënt moest aldoor aan dingen herinnerd worden, aanwijzingen krijgen en toezicht hebben.
- 4. Ernstig beperkt - De cliënt nam nooit of zelden beslissingen.
- 5. Geen merkbaar bewustzijn, coma - De cliënt reageert niet. GA VERDER MET SECTIE G.
Voorbeelden:
- De cliënt heeft een nieuwe verzorgende. De vorige verzorgende had de cliënt altijd geholpen bij het uitzoeken van de kleren voor de dag, het plannen van het gaan eten, enzovoort. Met de nieuwe verzorgende is de cliënt onzeker en heeft wat moeite bij zelfstandig beslissingen nemen. Codeer “1”.
- De heer B. wordt door zijn dochter mee uit eten genomen bij haar hobbyclub. De heer B. is nooit naar dit restaurant geweest en heeft niemand van de hobbyclub eerder ontmoet. Hij kan zijn keuze bij het buffet niet maken hetgeen hij gewoonlijk wel kan. Zijn dochter moet hem beperkte keuzes aanbieden. “Pap, wil je aardappelen of rijst?” Hij krijgt nu dus aanwijzingen en enig toezicht. Codeer “1”.
- De cliënt heeft aanwijzingen of toezicht nodig bij het besluiten wat te eten als hij eens per maand naar een bepaald restaurant gaat met zijn mede Rotary clubleden. Codeer “2”.
- De heer D. gaat afwisselend naar zijn zoon of een van zijn twee dochters op zaterdagmiddag. Dit zaterdagse uitje vindt al twee jaar plaats. Elke keer echter ondervindt de heer D. een terugval in zijn gebruikelijke besluitvaardigheid. Hij moet aan dingen worden herinnerd en er moet op zijn eetgedrag worden toegekeken en dat hij zich passend kleedt. Codeer “2”.