A6. Woonsituatie
Bedoeling:
Het vastleggen met wie de cliënt samenwoont en de duur van de woonsituatie. Deze gegevens helpen de zorgorganisatie om te bepalen hoe groot de zorgbehoefte van de cliënt is.
Proces:
Vraag dit aan de cliënt of samenwonende(n) en vraag tevens of de woonsituatie veranderd is de laatste 90 dagen.
Codering:
a. Woont
Kies één antwoord. Sluit tijdelijke woonsituaties uit.
- 1. Alleen
- 2. Met echtgenoot/echtgenote of partner (dus al dan niet getrouwd)
- 3. Met echtgenoot/echtgenote of partner en ander(en) (dus al dan niet met familie)
- 4. Met kind (eren) (niet met echtgenoot/echtgenote of partner)
- 5. Met ouders of voogd(en)
- 6. Met broer(s) of zus(sen)
- 7. Met andere verwant(e)(n) (zoals oom, tante, …)
- 8. Met niet-verwant(e)(n) (in groepsverband of met een vriend/vriendin die niet de partner is)