Veranderingen die met het menselijke verouderingsproces gepaard gaan, hebben een invloed op het vermogen van een cliënt om dankzij medicatie beter te worden en op de mate waarin een cliënt medicatie verdraagt. Leeftijdsgerelateerde veranderingen doen zich voor bij de absorptie, de verspreiding, het metabolisme en de excretie van heel wat geneesmiddelen.
Deze veranderingen zijn het gevolg van fysiologische veranderingen op het niveau van de organen en cellen, voornamelijk in de nieren en het spijsverteringskanaal. Dergelijke veranderingen maken ouderen vatbaar voor de ongunstige effecten van heel wat geneesmiddelen. Leeftijdsgerelateerde veranderingen in de lichaamssamenstelling, met name veranderingen in de verhouding tussen lichaamsvet en water, wijzigen de effecten van vetoplosbare medicatie. Een oudere heeft vaak meerdere chronische aandoeningen die niet alleen nadelig kunnen zijn voor de farmacokinetische processen van geneesmiddelen, maar ook voor hun farmacodynamische effecten. Aangezien de meeste ouderen verschillende geneesmiddelen innemen, lopen vooral zij risico op ongunstige effecten.
Toch wordt het gebruik van medicatie zelfs bij heel oude cliënten niet afgeraden zolang de kans op verbetering tegen de risico’s opweegt, en er werkelijk een aanleiding is om elk geneesmiddel toe te dienen. De dosering van elk geneesmiddel moet aan de cliënt aangepast zijn en de kans op interacties tussen de verschillende geneesmiddelen moet geëvalueerd worden.
Het voorschrijven van medicatie aan ouderen kan om verschillende redenen niet verantwoord zijn: de voorgeschreven medicatie is niet geschikt voor oudere en zwakke cliënten; er wordt een combinatie van op elkaar inwerkende geneesmiddelen voorgeschreven; de voorgeschreven doseringen zijn te hoog voor bejaarden. Het correct voorschrijven van medicatie houdt onder andere de volgende zaken in: controleren van de effecten van elk geneesmiddel afzonderlijk en in combinatie met de andere voorgeschreven medicatie; stoppen met het toedienen van een bepaald geneesmiddel als er voor de cliënt niet langer een aanleiding is om het geneesmiddel te gebruiken; voorschrijven van een geneesmiddel wanneer de kans op verbetering duidelijk groter is dan de kans op ongewenste effecten.
Het gebruik van meerdere geneesmiddelen kan noodzakelijk en nuttig zijn wanneer het de bedoeling is om verschillende chronische aandoeningen te bestrijden. Frequente hospitalisaties, verschillende behandelende artsen en het gebruik van medicatie die zonder voorschrift verkrijgbaar zijn, maken de behoefte aan veelvuldige periodieke controles echter essentieel.
Naast de neveneffecten van elk afzonderlijk geneesmiddel en van de combinatie van twee of meerdere geneesmiddelen, zijn er nog allerlei andere negatieve gevolgen die met het gebruik van medicatie geassocieerd worden: zoals verergering van een bestaande ziekte, cognitieve of functionele achteruitgang, negatieve effecten op de kwaliteit van leven en het onnodig gebruik van gezondheidsdiensten met de daarmee gepaard gaande kosten.