K5. Gebit en mond
Bedoeling:
Het vastleggen van mondproblemen in de laatste 3 dagen.
Definities:
- a. Draagt een kunstgebit (uitneembare prothese) – Een hulpmiddel dat enkele of alle van de tanden in de boven- of onderkaak kan vervangen en dat door de cliënt zelf of een hulpverlener kan worden uitgenomen.
- b. Heeft gebroken, gebarsten of anderzijds niet intacte eigen tanden – De cliënt heeft eigen tanden die gebroken of stuk zijn (gedeelte van de tand ontbreekt) of los zitten (tand kan worden bewogen bij aanraking).
- c. Meldt pijn of ongemak aan mond of gezicht
- d. Meldt droge mond te hebben – De cliënt meldt een droge mond te hebben of er werd geobserveerd dat cliënt moeite had de voedselprop in de mond rond te duwen. Een droge mond kan ook bij inspectie worden gezien of worden geobserveerd als de cliënt spreekt en daarbij moeite ondervindt, zoals het vastplakken van de tong tegen het gehemelte.
- e. Meldt moeite met kauwen - Niet in staat zijn gemakkelijk en zonder pijn of moeilijkheden, ongeacht de oorzaak, voedsel te kauwen (bijv., de cliënt heeft een slecht passend kunstgebit of een neurologisch gestoord kauwmechanisme of pijn aan het kaakgewricht of een pijnlijke tand).
- f. Toont ontstoken tandvlees of bloedingen bij natuurlijke tanden of tandresten.
Proces:
Vraag de cliënt over problemen op deze gebieden. Observeer indien mogelijk de cliënt tijdens een maaltijd. Inspecteer de mond op abnormaliteiten die zouden kunnen bijdragen tot kauw- of slikproblemen of tot mondpijn. Gebruik een weggooihandschoen voor het onderzoek van de mond.
Codering: