J7. Instabiliteit van gezondheidsproblemen
Bedoeling:
Het bepalen of de ziekte of de gezondheidsproblemen van de cliënt over de laatste drie dagen acuut, onstabiel of verergerd zijn.
Proces:
Observeer de cliënt. Raadplaag leden van het zorgteam, vooral de behandelend arts. Kijk in het cliëntdossier.
Definities:
- a. Door problemen/ziekten zijn cognitie, ADL, stemming of gedrag onstabiel (wisselvallig, precair, erger wordend)— Geeft de veranderende en variabele aard van het probleem van de cliënt aan. Bijvoorbeeld, een cliënt kan wisselend reageren op de pijnintensiteit en het pijnstillend effect van geneesmiddelen tegen pijn. Op “goede dagen” neemt hij/zij aan ADL’s deel, verkeert in een goede stemming en geniet van recreatieve activiteiten. Op “slechte dagen” is hij/zij van anderen voor zorg afhankelijk, geagiteerd, huilt, enzovoort. De cliënt kan bijvoorbeeld een aandoening hebben van darmontsteking, reuma of MS de pijn veroorzaakt en het kunnen bewegen of voelen hindert. Dit kan leiden tot depressiviteit en grotere afhankelijkheid van anderen.
- b. Maakt een acuut optreden of opleving mee van een terugkerend of chronisch gezondheidsprobleem — De cliënt toont symptomen van een acuut gezondheidsprobleem (bijv. een nieuw hartinfarct; bijwerking op medicatie; griep), een recidief (acuut) probleem (bijv. aspiratie bij pneumonie; urineweginfectie) of een acute fase van een chronische ziekte (bijv. kortademigheid, oedeem, verwardheid bij een cliënt met hartfalen; acute gewrichtspijn en een zwelling bij een cliënt met jarenlange artritis). Een acute episode zet gewoonlijk plotseling in, heeft een kort tijdsbeloop, moet door een arts worden onderzocht en vraagt om een forse toename van de controle door een verpleegkundige.
- c. Terminaal stadium van ziekte, 6 maanden of minder te leven — De cliënt of familie hebben van de arts te horen gekregen dat de cliënt een terminale ziekte heeft met naar verwachting zes maanden of korter te leven. Dit oordeel moet door een goed gedocumenteerde diagnose van de ziekte en een verslechterend ziektebeloop zijn onderbouwd.
Codering:
Kies het juiste antwoord.
Voorbeelden:
- Mevrouw M. heeft suikerziekte. Ze heeft dagelijks of nog vaker bloedsuikertests nodig op het moment dat haar wisselende hoeveelheden insuline worden toegediend. Bij één gelegenheid in de laatste week raakte ze bij een hypoglycemie verward. Codeer J7a als “1” voor Ja, onstabiel.
- Als dezelfde mevrouw M. gedurende de beoordelingsperiode longontsteking en koorts zou hebben, codeer J7a dan als “1” voor Ja, onstabiel en J7b als “1” Ja, acuut.
- Het ging goed met mevrouw F. Een paar dagen geleden echter kreeg ze griep. Op dit moment heeft ze lichte koorts, heeft ze overal pijn, moet ze veel hoesten en heeft ze een verstopte neus. Hoewel ze een paar dagen in bed heeft gelegen, is haar functioneren bij ADL, haar stemming, enzovoort niet veranderd en kijkt ze uit naar het bezoek van haar kleinkinderen binnen een paar dagen. Codeer J7b als “1” Ja, acuut.