This is version 13. It is not the current version, and thus it cannot be edited.
[Back to current version]   [Restore this version]

J6. Pijnsymptomen

Let op: vraag altijd de cliënt over de frequentie, intensiteit en beheersen van de pijn. Observeer de cliënt en vraag het aan anderen die met de cliënt contact hebben.

Bedoeling:

Het vastleggen van frequentie en intensiteit van pijn. Dit item kan worden gebruikt om indicatoren van pijn te bepalen, maar ook om de reactie van de cliënt na te gaan bij pijnbestrijding. Nogal wat cliënten met pijn ontvangen onvoldoende of geen behandeling. Vooral cliënten met chronische, niet aan kanker gerelateerde, pijn worden vaak over het hoofd gezien en niet behandeld. Eén van de belangrijkste reden hiervoor is dat veel mensen ten onrechte denken dat pijn verwacht moet worden als men ouder wordt of dat niets kan worden gedaan om pijn te verlichten. Pijnbeheersing maakt vaak revalidatie mogelijk en meer omgang met anderen en betrokkenheid bij activiteiten.

Definities:

  • Pijn — Pijn verwijst naar elk type lichamelijke pijn of ongemak ergens in het lichaam. Pijn kan in één gebied zijn gelokaliseerd of meer algemeen van aard zijn. Het kan acuut zijn of chronisch, continu of terugkerend (het komt en gaat), in rusttoestand optreden of bij bewegen. Pijnervaring is erg subjectief; pijn is wat de cliënt zegt dat het is.
  • Toont tekenen van pijn — Hangt af van de waarneming van anderen (d.w.z. aanwijzingen) omdat de cliënt er niet over klaagt, of omdat de cliënt niet in staat is om de symptomen onder woorden te brengen of te beschrijven.

Proces:

Er zijn geen objectieve kenmerken of tests om aan te geven wanneer iemand pijn heeft of om de ernst ervan te meten. Wat iemand ervaart, hoeft niet evenredig te zijn aan de soort of de mate van de onderliggende schade aan een weefsel. Soms kan een specifieke reden voor chronische pijn niet worden bepaald. Ongeacht daarvan, tenzij de cliënt dat weigert, moet pijn altijd worden onderzocht en behandeld, zelfs als de oorzaak ervan onbekend is.

Vraag de cliënt of hij/zij pijn heeft gehad in de laatste 3 dagen. Het meest juiste en betrouwbaarste over pijn en intensiteit ervan is wat de cliënt u vertelt. Zelfs bij cognitief gestoorde cliënten moeten zelfmeldingen van pijn betrouwbaar worden beschouwd. U krijgt wellicht echter geen goed antwoord als u enkel vraagt “Hebt u pijn?” Een cliënt kan aan pijn denken als een meer heftige ervaring (bijv., wat ze na een operatie meemaakten of bij verstuiken van een enkel). Bijvoorbeeld, een vrouw met een pijnlijke voet die “opspeelt” als ze ronddraait om van haar rolstoel op het toilet te gaan, maar haar meestal verder geen last veroorzaakt, ontkent wellicht pijn te hebben. Mensen gebruiken veel verschillende woorden om pijn te beschrijven, verwijzend naar wat ze voelen als “ongemak”, “branderig gevoel”, “stekend”, “toegeknepen”, “zwaar”, “zeer” of een “trekken” of “steek”.

Vraag de cliënt te beschrijven wat hij/zij voelt. Observeer voor aanwijzingen van pijn. Aanwijzingen zijn kreunen, huilen, roepen, kermen of fronsen en andere gelaatsuitdrukkingen; ook lichaamshoudingen als afweren/afschermen van een lichaamsgebied of erg stil liggen; of afname in gebruikelijke activiteiten. Bij cliënten met dementie kan pijn erg moeilijk waar te nemen zijn. Bijvoorbeeld, iemand met vergevorderde dementie kan niet onder woorden brengen dat hij/zij pijn heeft. Pijn toont zich dan door bepaald gedrag zoals om hulp roepen, pijnlijke gelaatsuitdrukkingen, weigeren te eten of slaan naar iemand die hen probeert te verplaatsen of een deel van het lichaam aanraakt. Zulk gedrag hoeft niet een aanwijzing van pijn te zijn, maar kan met velerlei achterliggende problemen verband houden. Als naar uw oordeel het echter mogelijk is dat het gedrag van de cliënt door pijn is veroorzaakt, leg dan vast dat deze aanwezig is en gebruik uw best mogelijke inschatting van de ernst ervan. Vraag ook andere leden van het zorgteam die met de cliënt werken of cliënt klachten of aanwijzingen van pijn heeft gehad in de afgelopen drie dagen. (Let op: de cliënt moet eerst zelf zijn gevraagd naar de frequentie en intensiteit.)

Gebruik uw best mogelijk klinisch oordeel bij het coderen. Wanneer u moeite hebt bij het exact vaststellen van de frequentie en intensiteit van de pijn, codeer dan het ernstigste niveau. Redenering: cliënten die pijn hebben moeten gewoonlijk verder onderzocht worden om de oorzaak van de pijn vast te stellen en interventies te bepalen die het ongemak wegnemen. U wilt immers geen kans missen om pijn te verlichten.

Codering:

a. Frequentie

Frequentie waarmee over pijn wordt geklaagd of pijn wordt getoond. Omvat vertrekken van de pijn (grimas), tanden op elkaar klemmen, kreunen, zich terugtrekken bij aanraking of andere niet-verbale tekenen die op pijn wijzen.

Codeer voor aan- en afwezigheid van het probleem in de laatste 3 dagen.

  • 0. Geen pijn
  • 1. Pijn aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond
  • 2. Pijn op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond
  • 3. Pijn dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond

b. Intensiteit

Intensiteit van pijn(info) op het hoogst aanwezige niveau — Het niveau van pijn dat de cliënt meldt of dat wordt waargenomen.

  • 0. Geen pijn
  • 1. Mild — Ofschoon de cliënt enige (lichte) pijn voelt is hij/zij gewoonlijk in staat om de dagelijkse routines uit te voeren, met anderen om te gaan of te slapen.
  • 2. Matig — De cliënt voelt een “matige” hoeveelheid pijn.
  • 3. Ernstig — De cliënt ervaart intense pijn.
  • 4. Momenten van vreselijke of ondraaglijke pijn — Ergst mogelijke pijn. Dit type pijn staat het uitvoeren van dagelijkse routines, het omgaan met anderen en het slapen gewoonlijk in de weg.

c. Pijnpatroon

Duur van de pijn — Meet het komen en gaan van pijn vanuit het gezichtspunt van de cliënt.

  • 0. Geen pijn
  • 1. Eén enkele pijnopstoot in de laatste 3 dagen
  • 2. Met tussenpozen
  • 3. Ononderbroken – Pijn is de gehele dag door elke dag gedurende de laatste 3 dagen aanwezig

d. Doorbraakpijn

Doorbraakpijn — Een of meer keer in de laatste 3 dagen dat de cliënt een plotselinge, acute pijnuitbraak meemaakte. Doorbraakpijn kan lijken op een dramatische toename in pijnniveau bovenop hetgeen met pijnmiddelen wordt bestreden of de terugkeer van pijn omdat een bepaalde dosering tekortschiet.

  • 0. Nee
  • 1. Ja
e. Pijncontrole

Het vermogen om pijn adequaat te bestrijden met de huidige therapeutische aanpak (vanuit het gezichtspunt van de cliënt). Dit item beschrijft de (on)toereikendheid van pijnbestrijding door de verantwoordelijke zorgverleners (bijv., medicatie, massage, TENS of een andere therapeutische aanpak).

  • 0. Geen pijn
  • 1. Pijnintensiteit aanvaardbaar; geen pijnbestrijding nodig
  • 2. Goed met therapeutische aanpak bestreden
  • 3. Bestreden wanneer therapeutische aanpak wordt gevolgd, maar aanpak wordt niet altijd gevolgd
  • 4. Therapie gevolgd, maar pijn niet goed bestreden
  • 5. Geen therapeutische aanpak voor pijn gevolgd; pijn niet goed bestreden

Voorbeelden:

  • Mevrouw G. heeft een slecht korte- en lange-termijn geheugen en een matig gestoord cognitief functioneren. Ze vroeg de verpleegkundige gedurende de laatste 3 dagen één keer per dag “een tablet om de pijn te laten weggaan”. De geneesmiddelenstaat laat zien dat ze elke avond Paracetamol kreeg. De verpleegkundige constateert dat mevrouw G. gewoonlijk over haar linkerheup wrijft wanneer ze om een tablet vraagt. Als je haar echter naar pijn vraagt, zegt mevrouw G. dat het goed met haar gaat en ze nooit pijn heeft. Redenering voor het coderen: Het lijkt of mevrouw G. vergeten is dat ze heeft verteld dat ze gedurende de laatste 3 dagen pijn heeft gehad. Codeer dat mevrouw G. een lichte, dagelijkse pijn voelt. Codeer voor Pijnfrequentie 3 en voor Pijnintensiteit 1.
  • De heer T. functioneert cognitief goed. Hij loopt overal rond en is betrokken bij zelfzorg en sociale en recreatieve activiteiten. Gedurende de laatste week was hij opgewekt, onderhoudend en actief. Als de nachtverpleegster ’s nachts naar hem kijkt, lijkt hij te slapen. Als je hem echter vraagt hoe het met hem gaat, zegt hij dat hij elke nacht vreselijke krampen in zijn benen heeft. Hij heeft wel wat gerust, maar voelt zich moe als hij opstaat. Redenering voor het coderen: hoewel de heer T. zich in de ogen van anderen goed lijkt te voelen, zegt hij u dat hij vreselijke krampen heeft. Het best klinisch oordeel voor coderen van dit item voor pijn noopt tot het coderen van wat neerkomt op wat de heer T. u vertelt. Codeer voor Pijnfrequentie 2 en voor Pijnintensiteit 2.

Attachments

  Page Info My Prefs
This particular version was published on 09:14 29-Nov-2019 by DirkVanneste.
 
BelRAI @2007

JSPWiki v2.4.104
[RSS]