A13. Woonsituatie
Bedoeling:
Het vastleggen met wie de cliënt samenwoont en de duur van het woonarrangement. Deze gegevens helpen de zorgorganisatie om te bepalen hoe groot de zorgbehoefte van de cliënt is.
Proces:
Vraag dit aan de cliënt of samenwonende(n) en vraag tevens of dit woonarrangement veranderd is de laatste 90 dagen.
Codering:
a. Woont
Kies één antwoord en vul dat in het hokje in. Sluit tijdelijke woonsituaties uit.
- 1. Alleen
- 2. Met echtgenoot/echtgenote of partner (dus al dan niet getrouwd)
- 3. Met echtgenoot/echtgenote of partner en ander(en) (dus al dan niet met familie)
- 4. Met kind (eren) (niet met echtgenoot/echtgenote of partner)
- 5. Met ouders of voogd(en)
- 6. Met broer(s) of zus(sen)
- 7. Met andere verwant(e)(n) (zoals oom, tante, …)
- 8. Met niet-verwant(e)(n) (in groepsverband of met een vriend/vriendin die niet de partner is)
b. Vergeleken met 90 dagen geleden (of sinds laatste beoordeling), woont de cliënt nu met een ander persoon – (bijv., trok bij iemand in, iemand trok bij de cliënt in)
Vul ”ja” in voor een cliënt die 90 dagen geleden nog samenwoonde en nu alleen woont (bijv., de echtgenote is sindsdien overleden) aangezien de woonsituatie is veranderd.
c. Cliënt of familielid denkt dat de cliënt beter af zou zijn in
ander woonverblijf
Vraag afzonderlijk aan de cliënt en het familielid/zorgverlener of een verandering van woonarrangement aangewezen is. Vraag dit op een voorzichtige manier. Bijvoorbeeld, geloof je dat de cliënt gelukkiger zou zijn elders? Veiliger zou zijn? Betere maaltijden zou krijgen? Vul het meest gepaste antwoord in.
- 0. Nee
- 1. Ja, andere woning
- 2. Ja, in een instelling