J9. Tabak en alcohol

Bedoeling:

Het beoordelen van frequentie en consequentie van het gebruik van tabak en alcohol door de cliënt.

Proces:

Voor roken: vraag het rechtstreeks aan de cliënt. Deze informatie kan gevoelig zijn voor de cliënt of gevoelens oproepen bij de beoordelaar. Men moet proberen deze gevoelens te onderkennen. Stel de cliënt een eenvoudig niet-veroordelende vraag: “Rookt u?”. Vraag vervolgens naar de frequentie. Dit kan ertoe leiden dat de cliënt zich veroordeeld voelt, dat hij/zij iets fout doet. Bespreek dit met de cliënt op een aardige manier. “Zoals de andere vragen die ik stelde, probeer ik ook dit van u te weten te komen... het betekent niet dat wat u doet fout is.” Bespreek met zorggevers het rookgedrag van de cliënt. Deze bespreking moet niet plaatsvinden in het bijzijn van de cliënt.

Voor alcohol: vraag het aan de cliënt. U kunt als dat nodig is familie of vrienden raadplegen. Soms is het verstandig om de cliënt en familie apart erover te spreken. Begin met de vraag “Drinkt u alcohol?” Als de cliënt ja zegt, ga dan door met “Als u terugkijkt op de laatste 14 dagen, wat is dan het grootste aantal glazen dat u bij één gelegenheid gedronken hebt?”. “Eén gelegenheid” refereert naar een bepaald punt in de tijd bijvoorbeeld een lunch, een sociale gebeurtenis, televisiekijken ‘s avonds, een pauze op het werk, …

Codering:

a. Rookt dagelijks tabak

Dit verwijst naar sigaren, sigaretten of elk ander tabaksproduct dat wordt ingeademd.

Codeer voor roken:

  • 0. Nee
  • 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar rookt normaal gezien dagelijks
  • 2. Ja

b. Alcohol

Consumpties (glazen) bij één gelegenheid in de LAATSTE 14 DAGEN.

Codeer voor het hoogste aantal alcoholische consumpties (glazen) die de cliënt bij één gelegenheid in de laatste 14 dagen had:

  • 0. Geen
  • 1. 1
  • 2. 2-4
  • 3. 5 of meer

  Page Info My Prefs
This page (revision-12) last changed on 09:15 29-Nov-2019 by DirkVanneste.
 
BelRAI @2007

JSPWiki v2.4.104
[RSS]