Decubitus ontstaat ten gevolge van permanente druk op een bepaald huidgebied en kan gaan van beschadiging van de opperhuid tot aantasting van diepe onderhuidse weefsels, waaronder ook het botweefsel. Decubitus wordt naargelang de diepte van de wond in verschillende gradaties ingedeeld en treedt vaak op boven een uitstekend gedeelte van het beenderstelsel, vooral het heiligbeen (sacrum) en de grote trochanter.
Als er bij de cliënt geen decubitus wordt vastgesteld, wordt decubituspreventie als doelstelling vooropgesteld. Indien er wel een wonde aanwezig is, dan is wondgenezing de belangrijkste doelstelling. Hoewel het helaas niet altijd mogelijk is die doelstellingen te bereiken, zouden ze toch altijd zo goed mogelijk nagestreefd moeten worden.
Hoe verder de decubitus ontwikkeld is, hoe zwaarder en langer de herstelperiode wellicht zal zijn. Het genezingsproces van deze snel evoluerende wonden kan langdurig, arbeidsintensief en duur zijn. Het volgende gradatiesysteem wordt gebruikt om de ernst van de huidafbraak te beschrijven.
Stadium I: Een waarneembare drukgerelateerde verandering van de intacte huid die gepaard kan gaan met een wijziging in één van de volgende kenmerken: huidtemperatuur (hoger of lager dan de omliggende huid), weefselconsistentie (vast of week) en zintuiglijke gewaarwording (pijn, jeuk). Bij personen met een lichte huidskleur ziet het letsel eruit als een afgebakend gebied van persistente roodheid, bij personen met een donkere huid heeft het letsel eerder persistente rode, blauwe of paarse tinten of een andere kleur t.o.v. de omgeving. Vroegere definities nemen ook de term ‘erythema’ (roodheid van de intacte huid) op.
Stadium II: Een gedeeltelijke aantasting van de epidermis (opperhuid), de hypodermis (lederhuid) of de beide huidlagen. Het ulcus is oppervlakkig en wordt klinisch gekenmerkt door een afgeschaafde plek, een open blaar of een ondiepe krater.
Stadium III: Een huiddefect met schade of necrose van de huid en subcutis die zich kan uitstrekken tot aan de onderliggende fascia, maar niet daaronder. Beenderen, pezen of spieren komen niet bloot te liggen. Klinisch is het zichtbaar als een krater, al dan niet met ondermijning van het aanpalende weefsel.
Stadium IV: Er is een uitgebreide weefselaantasting met vergevorderde weefselnecrose of schade aan de spieren, het botweefsel of ondersteunende structuren (bv. pees, gewrichtskapsel). Ondermijning van het weefsel of de vorming van fistels zijn in dit stadium mogelijk.
Stadium is onbepaald: Het stadium van de decubitus kan niet bepaald worden doordat het ulcus met necrotisch weefsel bedekt is.
Enkele van de negatieve gevolgen van decubitus zijn pijn en lijden, een verhoogd risico op infecties of op het infecteren van anderen en sterfte. Het mortaliteitsrisico bij een cliënt met decubitus ligt drie maal zo hoog als bij een cliënt zonder decubitus.
ALGEMENE ZORGDOELEN