III. Richtlijnen code 1 bij de Cognitieverlies-CAP
STAP : Observatie en opvolging van de toestand van de cliënt
- Bij signalering van deze CAP met code 1, KAN de cliënt tekens van cognitieve problemen vertonen (zie CPS-score 0, 1 of 2 EN maximum 1 teken voor cognitieve achteruitgang), en dient men het risico op een eventuele cognitieve achteruitgang te controleren en op te volgen. Een belangrijke stap die hierbij moet ondernomen worden is de observatie van de toestand van de cliënt. Op die manier krijgt men als zorgverlener een duidelijker beeld over de cognitieve en functionele capaciteiten van de cliënt, over zijn eventuele beperkingen en kunnen zijn prestaties goed opgevolgd worden.
- Ga na of er bij de cliënt reeds aandoeningen die met cognitieve stoornissen kunnen gepaard gaan zoals bv. de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson of depressie werden gediagnosticeerd.
- Observeer of informeer naar (bij cliënt en naaste zorgverlener) mogelijke tekens van cognitieve achteruitgang. Typisch treden de veranderingen zeer geleidelijk op en zijn ze progressief. Het is erg belangrijk deze punten nauwlettend te blijven observeren, zodanig dat bijkomende tekens onmiddellijk kunnen gedetecteerd en gerapporteerd worden:
- Stoornissen in het geheugen (bv. vergeten van telefoonnummers, van namen, van boodschappen, herhaaldelijk zaken herhalen, …)
- Stoornissen bij de oriëntatie in tijd en/of ruimte
- Problemen met het nemen van beslissingen of oordeelsvermogen
- Gedragsveranderingen (agressief gedrag, irritabiliteit, interesseverlies, rusteloosheid, apathie, ontremming, …)
- Verminderd vermogen om te redeneren of te plannen
- Wanen of hallucinaties
- Spraakstoornissen (woordvindingsstoornissen, benoemingsstoornissen, grammaticale fouten) of begripsstoornissen (problemen om anderen te verstaan)
- Stoornissen in de aandacht en concentratie
- Fluctuatie van de mentale functies tijdens de loop van de dag
- (Herhaaldelijke dagelijks klagen/bezorgd zijn)
- Functionele achteruitgang (bv. nood aan meer assistentie bij (I)ADL-activiteiten, zonder de aanwezigheid van fysieke aandoeningen/stoornissen of fysieke verzwakking, zoals somatisch-organische aandoeningen (bv. hartfalen) musculoskeletale (bv. arhtrose of fractuur) of neurologische (bv. polyneuropathie, CVA) aandoeningen; en let ook op valproblematiek, incontinentie, evenwichtsstoornissen, een slechte voedingstoestand, en gewichtsverlies. Ga hierbij steeds na of er nog andere mogelijke redenen zijn voor de functionele achteruitgang, zoals middelen of medicatiegebruik (alcohol, benzodiazepines, pijnmedicatie…)
- Bespreek samen met de arts de toestand van de cliënt. Indien GEEN vermoeden van cognitieve achteruitgang, blijf de prestaties van de cliënt observeren en rapporteer veranderingen onmiddellijk. Ga bij vermoeden van cognitieve achteruitgang over naar de stap 2 'Onderzoek en diagnosestelling' van de Cognitieverlies-CAP code 2.
- Bij cliënten met CPS-score 1 of 2 (borderline of licht verstoorde cognitieve status) kunnen altijd kunnen een aantal ondersteunende maatregelen beschreven in stap 3 'Behandeling en maatregelen' van de Cognitieverlies-CAP code 2 toegepast worden.
Top