Q3. Ontslagmogelijkheden
Bedoeling:
Het doel is tweeërlei, enerzijds wordt nagegaan of er al dan niet familieleden of naaste vrienden zijn die hulp willen en kunnen verlenen; anderzijds wordt nagegaan of de patiënt na zijn/haar ontslag een woonverblijf ter beschikking heeft.
Definitie:
- a. Heeft steun van iemand die positief staat tegenover ontslag of zelfstandig wonen.
- b. Heeft een woonverblijf ter beschikking.
Ontslag – Kan naar eigen woning, een andere zorgsetting of een residentiële setting zijn. Beschouw een sterfteprognose niet als een voorzien ontslag.
Sociale steun/hulp – Echtgeno(o)t(e), een familielid of een ander belangrijk persoon.
Als de patiënt vóór zijn/haar opname in een instelling, ROB, RVT of WZC verbleef en daar na zijn/haar ontslag niet meer terecht kan (om wat voor reden dan ook), codeer dan ‘0. Nee’. In feite beschikt die patiënt dan niet over een woonverblijf totdat besloten wordt, meestal door het ziekenhuispersoneel in overleg met de patiënt en/of zijn/haar familie, waar de patiënt het best zou gaan wonen.
Procedure:
Spreek indien mogelijk met de patiënt zelf. Raadpleeg verder ook de familieleden en vrienden van de patiënt, alsook het zorgverlenend ziekenhuispersoneel.
Codering:
- 0. Nee
- 1. Ja
- 2. Verblijft in een instelling, ROB, RVT, WZC