P1. Mantelzorgers
Bedoeling:
Het beoordelen van de mantelzorg. Dit verschilt van een formele relatie die de patiënt met een hulpverleningsorganisatie heeft.
Definities:
- Mantelzorger 1 - Mantelzorger 1 of de primaire mantelzorger kan een familielid zijn, een vriend of een buur (maar geen betaalde zorgverlener). Het is niet nodig dat hij of zij bij de patiënt woont. Het gaat er eerder om dat de mantelzorger de patiënt regelmatig bezoekt of reageert op de behoeften die de patiënt heeft. Het is de persoon die de patiënt het meeste helpt of op wie hij of zij het meest kan vertrouwen.
- Mantelzorger 2 - De tweede meest belangrijke mantelzorger of de persoon op wie, na de primaire mantelzorger, het meest op kan worden vertrouwd om te helpen of advies te geven en om raad te vragen als dit nodig is.
Proces:
Vraag de patiënt of hij of zij een mantelzorger kan noemen. De patiënt kan waarschijnlijk verscheidene mensen noemen die “zouden helpen” als dat aan een van hen zou worden gevraagd. Maak in dat geval de vragen specifieker: “Wie helpt u met boodschappen?” “Wie helpt u het huis schoon te houden?” “Wie helpt u met de maaltijden, het baden, het aankleden enz...?” “Wie helpt u uw rekeningen te betalen?” “Wie vervoert u als u ergens heen moet?” Als de patiënt geen enkele hulp ontvangt, vraag dan of er iemand is die zou helpen indien dat nodig moest zijn. Als de patiënt de vragen niet kan begrijpen of beantwoorden of onduidelijke, ontwijkende of onjuiste antwoorden geeft (bijv. noemt de echtgenoot terwijl u weet dat de echtgenoot overleden is), neem dan het dossier bij de hulporganisatie door of bevraag eventuele mantelzorg. Het is belangrijk te begrijpen dat sommige mantelzorgers misschien niet als zorgverleners willen worden omschreven. Ze doen dingen die in het verlengde liggen van normale sociale relaties; het is wat van een dochter of echtgenote verwacht wordt. Het kan daarom nuttiger zijn zich te concentreren op de aard van de hulp die wordt gegeven eerder dan op het label van “zorgverlener”.
Codering:
a. Aanwezigheid van mantelzorger(s)
- 0. Nee, ga verder met een andere sectie
- 1. Ja
b. Relatie tot de patiënt
Leg de relatie van de mantelzorgers (1 en 2) tot de patiënt vast.
- 1. Echtgenoot, echtgenote of partner
- 2. Kind of aangetrouwd kind
- 3. Zus of broer
- 4. Ander familielid
- 5. Vriend(in)
- 6. Buur
- 7. Andere persoon, specificeer:
d. Woont samen met patiënt
Geef aan of de mantelzorgers (1 en 2) bij de patiënt wonen.