G1. ADL-functioneren
Bedoeling:
Het doel is de registratie van de zelfzorgprestaties van de cliënt in activiteiten van het dagelijkse leven. De beoordelingsperiode voor de premorbide beoordeling bedraagt 72 uur, voor beoordelingen tijdens de opname (bij opname, herbeoordeling en bij ontslag) 24 uur.
Definities:
ADL — Beoordeelt volgens een op prestaties gebaseerde schaal wat de cliënt feitelijk gedaan heeft (niet wat hij/zij zou kunnen doen) op het gebied van elke ADL-categorie.
- a. Baden — Het nemen van een bad of douche. Omvat ook de manier waarop de cliënt in en uit het bad/de douche stapt EN hoe elk lichaamsdeel gewassen wordt: armen, boven- en onderbenen, borst, buik, bilnaad. Omvat niet het wassen van rug en haar. Codeer voor deze activiteit alleen de meest afhankelijke episode tijdens de 3 premorbide dagen, negeer daarbij de frequentieaanduidingen in de codes.
- b. Persoonlijke hygiëne – Hoe de cliënt omgaat met persoonlijke hygiëne, waaronder haar kammen, tanden poetsen, scheren, maquilleren, wassen en afdrogen van gezicht en handen; niet baden en douchen.
- c. Wandelen — Hoe de cliënt van de ene plaats naar de andere plaats op dezelfde verdieping stapt
- d. Toilettransfer – Hoe de cliënt op en van het toilet/de toiletstoel komt.
- e. Toiletgebruik – Hoe de cliënt de toiletruimte (of toiletstoel, bedpan, urinaal) gebruikt, zichzelf reinigt na toiletgebruik of in het geval van incontinentie het incontinentiemateriaal vervangt, hoe de cliënt omgaat met stoma of katheter, hoe hij/zij zijn/haar kleren in orde brengt; niet op of van het toilet komen.
- f. Beweeglijkheid in bed — Hoe de cliënt in bed een bepaalde houding aanneemt, van houding verandert of zich omdraait.
- g. Eten – Hoe de cliënt eet en drinkt (ongeacht vaardigheid). Omvat ook de opname van voedsel op andere manieren (bijv. sondevoeding, totale parenterale voeding).
Hulp bij klaarzetten — Hulp die erin bestaat voorbereidend werk te doen of de cliënt voorwerpen of apparaten aan te reiken, zodat hij/zij een bepaalde activiteit zelfstandiger kan uitvoeren. De hulpverlener mag dus dingen aanreiken, maar zou daarna wel bereid moeten zijn om de cliënt alleen te laten zodat hij/zij de activiteit zelf kan uitvoeren. Als de hulpverlener in de buurt van de cliënt moet blijven, wordt de cliënt gesuperviseerd en moet hij/zij dus als ‘2. Toezicht’ gecodeerd worden.
Voorbeelden van hulp bij klaarzetten:
- Persoonlijke hygiëne— Zorgen voor een wasteil en andere voorwerpen die de cliënt nodig heeft om zich te verzorgen (bijv. washandje, kam, ...).
- Zich verplaatsen— De cliënt een looprek of een wandelstok aanreiken.
- Toiletgebruik— De cliënt een bedpan aanreiken of de voorwerpen die nodig zijn voor het vervangen van een stoma binnen handbereik plaatsen.
- Eten— Vlees snijden en verpakkingen opendoen; een dienblad naar de tafel brengen; één soort voedingsproduct per keer geven.
Gewichtsondersteunende hulp — cliënten hebben een verschillende mate van lichamelijke hulp nodig om ADL-taken te kunnen volbrengen. Een sleutelbegrip in het schalen van deze hulp is de mate van gewichtsondersteunende hulp. In het geval dat een cliënt niet rechtop zit of staat, verwijst gewicht ondersteunen naar gewicht dragen (dat wil zeggen, een hulpgever draagt het volle gewicht van een arm bij het helpen aantrekken van een shirt). In het geval dat een cliënt staat of loopt, verwijst gewicht ondersteunen naar het gewicht dragen van iemand door hem/haar onder de armholte vast te houden en in staat te stellen op de arm van de hulpgever te leunen. Het sturen van de bewegingen met minimaal lichamelijk contact en aanraken met nu en dan lichamelijke hulp worden niet als gewichtsondersteunend beschouwd.
‘Activiteit heeft zich niet voorgedaan’ vs. ‘Totale afhankelijkheid’ — Verwar de totale afhankelijkheid van de cliënt in een bepaalde ADL-activiteit (code ‘6. Totale afhankelijkheid) niet met het zich niet voordoen van de activiteit (code ’8’). Bijvoorbeeld: zelfs een cliënt die alleen sondevoeding krijgt is bij ‘eten’ (het krijgen van voeding) betrokken en moet onder de categorie ‘eten’ op zijn/haar medewerking tijdens het eetproces geëvalueerd worden. Een cliënt die sterk betrokken is bij het zichzelf geven van sondevoeding is niet volledig afhankelijk en moet niet als ’6’ maar als een lagere code, afhankelijk van de aard van de hulp die hij/zij van anderen krijgt, gecodeerd worden.
Procedure:
Het ADL-functioneringsniveau van een cliënt kan van dag tot dag, van shift tot shift of zelfs tijdens een bepaalde shift variëren. Er zijn verschillende mogelijke redenen voor die variaties, waaronder de gemoedstoestand, de medische toestand, relationele kwesties (bijv. wil om het goed te doen bij een verpleegster/verpleger die de cliënt graag heeft) en effecten van medicatie. De beoordelaar heeft dus de verantwoordelijkheid om een totaalbeeld van het ADL-functioneren van de cliënt te verkrijgen: niet alleen hoe de evaluerende clinicus de cliënt ziet, maar ook hoe de cliënt tijdens andere shifts presteert.
Om een dergelijk totaalbeeld te verkrijgen is het nodig om verschillende informatiebronnen te raadplegen (bijv. gesprekken met de cliënt, zijn/haar familie en nog anderen). Stel vragen die betrekking hebben op alle aspecten van de ADL-activiteiten. Wanneer u de persoonlijke hygiëne van de cliënt bespreekt, vraag dan bijvoorbeeld hoe de cliënt het aanpakt om zich ’s morgens te wassen, om zijn/haar haar te kammen, om zijn/haar tanden te poetsen of om zich te scheren. Het kan zijn dat een cliënt onafhankelijk is betreffende één aspect van zijn/haar persoonlijke hygiëne, maar veel hulp nodig heeft wat betreft een ander aspect. Daar een nauwkeurige codering erg belangrijk is om te kunnen beslissen welke en hoeveel zorg de cliënt nodig heeft, is het van belang dat elke activiteitsdefinitie volledig overwogen wordt.
Wil u het ADL-functioneren van de cliënt evalueren, bekijk dan eerst de informatie in zijn/haar klinisch dossier. Praat met personeel uit elke shift om na te gaan wat de cliënt bij elke ADL-activiteit voor zichzelf doet en tot in hoeverre hij/zij welke soort hulp krijgt. Heb zoals eerder al vermeld oog voor prestaties die van shift tot shift variëren en zorg ervoor dat de ADL-codering die variaties weerspiegelt (zie hieronder).
Het volgende overzicht geeft algemene richtlijnen voor een accurate beoordeling van het ADL-functioneren van de cliënt en de hulp die hij/zij bij het uitvoeren van die ADL’s krijgt.
Codering:
De volgende zijn de ADL-Zelfdoen scoringsregels:
- (1) Als alle episodes/interventies m.b.t. een ADL-activiteit in de laatste 3 dagen op hetzelfde hulpniveau werden uitgevoerd, scoor de ADL dan op dat niveau.
- a. Let op: voor 0=Zelfstandig, 6=Totale afhankelijkheid en 8=Activiteit kwam niet voor, is dit de enige manier om op deze niveaus te kunnen scoren – alle episodes/interventies moeten op deze niveaus zijn gedaan.
- b. Let op: deze regel is ook van toepassing zelfs wanneer er slechts één episode/interventie gedurende de drie dagen was (bijv., wanneer de cliënt zich gedurende de drie dagen slechts één keer verplaatste tussen plekken op dezelfde verdieping en de rest van de tijd in bed bleef, dan is de score voor Zich Verplaatsen op die ene episode/interventie gebaseerd).
- (2) Als er episodes/interventies op niveau 6 werden uitgevoerd, maar er ook andere episodes/interventies waren waarbij de cliënt minder afhankelijk was, scoor de betreffende ADL-activiteit dan op niveau 5.
- (3) Focus in de andere gevallen op de 3 meest afhankelijke episodes/interventies (of op alle episodes/interventies indien minder dan 3) van de laatste 3 dagen: wanneer de meest afhankelijke episode/interventie m.b.t. een ADL-activiteit op niveau 1 werd uitgevoerd, scoor de ADL dan op niveau 1. Zo niet, scoor de ADL-activiteit als het minst afhankelijke niveau in de reeks van 2 t.e.m. 5.
Codes voor ADL-functioneren:
- 0. Zelfstandig – Bij geen enkele activiteit fysieke hulp, klaarzetten of toezicht nodig
- 1. Hulp beperkt tot klaarzetten – Voorwerp of apparaat bezorgd of binnen bereik geplaatst, bij geen enkele activiteit fysieke steun of toezicht nodig
- 2. Toezicht – Toezicht of aanwijzingen geven
- 3. Beperkte hulp – Ondersteuning bij het bewegen van ledematen, fysieke ondersteuning zonder gewicht te dragen
- 4. Uitgebreide hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief ledematen optillen) door één hulpverlener, waarbij de cliënt zelf nog minstens 50% van de subtaken uitvoert
- 5. Maximale hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief ledematen optillen) door minimum twee hulpverleners of gewichtsondersteunende hulp bij meer dan 50% van de subtaken
- 6. Totale afhankelijkheid – Activiteit wordt altijd volledig door anderen uitgevoerd
- 8. Activiteit kwam niet voor
Voorbeelden:
- De cliënt ontving toezicht bij wandelen in huis op twee afzonderlijke gelegenheden en op nog één gelegenheid niet-gewichtsontlastende hulp. Codeer “2”voor Toezicht bij Zich Verplaatsen in huis.
Redenering: er waren in totaal 3 episodes met hulp (interventies). Toezicht was de minst afhankelijke categorie voor deze drie episodes.
- De cliënt ontving in de laatste drie dagen bij één gelegenheid toezicht bij kleden, bij twee gelegenheden niet-gewichtsontlastende hulp (d.w.z. een shirt dichtknopen) en bij één gelegenheid gewichtsontlastende hulp (d.w.z. de arm in de mouw steken). Codeer “3” voor Beperkte hulp bij kleden boven.
Redenering: er was 1 episode in de laatste drie dagen van toezicht en lichamelijk hulp, 2 niet-gewichtsontlastende episodes en 1 gewichtsontlastende episode. Beperkte hulp is dan de correcte code omdat het de minst afhankelijke categorie weergeeft die 3 of meer activiteiten omvat die zich op tenminste dat niveau van ondersteuning bevinden.
Richtlijnen voor het beoordelen van ADL:
- De schalen bij de items G1 tot G5 worden gebruikt voor de registratie van het feitelijke niveau van betrokkenheid van de cliënt bij zelfzorg en voor de registratie van de feitelijke hulp (welke en hoeveel) die hij/zij krijgt.
- Registreer niet UW beoordeling van het vermogen van de cliënt om aan zelfzorg te doen, met andere woorden, registreer niet wat u denkt dat de cliënt op basis van getoonde vaardigheden of fysieke eigenschappen voor zichzelf kan doen.
- Registreer niet tot in welke mate de cliënt volgens het zorgplan welke soort hulp ZOU MOETEN krijgen. Het soort hulp die de cliënt werkelijk krijgt en het niveau ervan kunnen erg verschillend zijn van wat in het zorgplan aangegeven is. Registreer wat er feitelijk gebeurt.
- Betrek ALLE personeelsleden die tijdens de opname van de cliënt voor hem/haar gezorgd hebben bij gesprekken over de functionele prestaties van de cliënt. Stel onderzoekende vragen om uw begrip en observaties van elke activiteit te verduidelijken. Begin met de algemene vragen om vervolgens tot de meer specifieke over te gaan.