At line 11 changed 1 line. |
Onderzoek het hoorvermogen bij de cliënt zoals hij/zij normaliter luistert. Als de cliënt gewoonlijk een gehoorapparaat in heeft, onderzoek dan het hoorvermogen met een werkend apparaat. Wees altijd bedacht op omgevingsfactoren die uw beoordeling kunnen beïnvloeden (bijv., gesprekken van dichtbij, geluiden van buiten, enz.). |
Het hoorvermogen van de cliënt zou beoordeeld moeten worden met betrekking tot de manier waarop hij/zij gewoonlijk luistert. Als de cliënt altijd gebruik maakt van een hoorapparaat, evalueer zijn/haar hoorvermogen dan terwijl zij/hij een werkend apparaat in heeft. Vergeet niet te vragen of de batterij werkt en of het apparaat ingeschakeld is. De beoordeling moet uitgevoerd worden op basis van het vermogen van de cliënt om met zijn/haar gebruikelijke hoorapparaat te horen. Als de cliënt een hoorapparaat heeft maar weigert om het stelselmatig te gebruiken, voer de beoordeling dan zonder het hoorapparaat uit. |
At line 13 changed 1 line. |
Neem het cliëntdossier door en informeer u bij familie van de cliënt, directe zorgverleners en logopedist als die beschikbaar is. Praat met en observeer de cliënt, vraag naar de gehoorfunctie. Observeer de cliënt ook terwijl deze met anderen aan groepsactiviteiten deelneemt. Vraag de activiteitenbegeleiding hoe goed de cliënt tijdens ontspanningsactiviteiten kan horen. |
Neem het klinisch dossier van de cliënt door. Houd een vraaggesprek met de cliënt, observeer hem/haar en informeer naar zijn/haar gehoorfunctie. Raadpleeg indien nodig de familie van de cliënt, direct verplegend personeel en logopedisten. Verifieer de nauwkeurigheid van uw bevindingen door de cliënt tijdens de verbale interacties te observeren. |
At line 15 removed 1 line. |
Wees alert op wat u moet doen om met de cliënt te communiceren. Bijvoorbeeld, of u duidelijker of langzamer moet spreken, harder moet praten of met meer gebaren, of dat de cliënt uw gezicht moet kunnen zien of naar een rustiger ruimte moet worden genomen om te weten wat u zegt. Dit zijn allemaal aanwijzingen dat er een hoorprobleem is en dat moet u als zodanig in de codering aangeven. |
At line 17 added 2 lines. |
Wees bedacht op wat u moet doen om met de cliënt te kunnen communiceren: of u duidelijker, luider of trager moet spreken, of u meer gebaren moet gebruiken, of de cliënt uw gezicht moet zien om te weten wat u zegt, of het vraaggesprek in een rustigere ruimte gehouden moet worden. Al die zaken wijzen op een hoorprobleem en dat moet bij de codering dan ook aangegeven worden. |