This is version 6. It is not the current version, and thus it cannot be edited.
[Back to current version]   [Restore this version]

H1. Indicatoren van mogelijke depressie, angst, droefenis

Bedoeling:

Het vastleggen van de aanwezigheid en frequentie van de in de laatste 3 dagen of daarvoor geobserveerde indicatoren, ongeacht de veronderstelde oorzaak. In sommige gevallen is een indicator wellicht in de laatste 3 dagen niet waargenomen, maar is deze nog steeds “aanwezig” en actief op een wijze dat de indicator van belang is voor de huidige zorgbehoefte van de cliënt. Wanneer de indicatoren met andere items in het instrument worden gecombineerd, kunnen ze informatie verschaffen over de ernst van de problematiek van de cliënt.

Definities:

Gevoelens van psychisch lijden kunnen door de depressieve, angstige of bedroefde cliënt direct worden geuit. Psychisch lijden kan ook non-verbaal of door gedrag worden geuit dat kan worden waargenomen door de cliënt te observeren tijdens de gebruikelijke dagelijkse routinebezigheden.
  • a. Deed negatieve uitspraken - Bijv., “Het doet er allemaal niet aan toe; Was ik maar dood; Wat voor zin heeft het; Het spijt me zolang te hebben geleefd; Laat me doodgaan”. Deze indicator verschilt van het item hopeloosheid want het betreft uitingen van de cliënt zijn of haar huidige situatie of zijn of haar leven tot op het huidig moment, terwijl hopeloosheid gaat over de cliënt zijn of haar vooruitzicht naar de toekomst.
  • b.Voortdurend boos op zichzelf of op anderen - Bijv., gemakkelijk geërgerd, boos over de ontvangen zorg. Wees bedacht op verbale uitingen van boosheid, maar ook op non- verbale uitingen of op gedrag dat op blijvende boosheid duidt.
  • c. Uitingen (ook non-verbale) van wat onrealistische angsten lijken te zijn - Bijv., angst om in de steek te worden gelaten, alleen gelaten te worden, samen met anderen te zijn; intense angst voor specifieke voorwerpen of situaties.
  • d. Herhaald klagen over de gezondheid - Bijv., vraagt aldoor aandacht van arts, onophoudelijk bezorgd over lichaamsfuncties.
  • e. Herhaald angstig klagen/bezorgd zijn (niet in verband met de gezondheid) - Bijv., zoekt steeds aandacht/geruststelling over dagindeling, maaltijden, de was, kleren, omgang met anderen.
  • f.Droevige, pijnlijke of bezorgde gelaatsuitdrukkingen - Bijv., diepe rimpels, constant wenkbrauwen fronsen.
  • g. Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarstend
  • h. Zich terugtrekken belangrijke activiteiten - bijv., verlies van belangstelling voor lang bestaande activiteiten, of samenzijn met familie of vrienden. Deze indicator gaat over een wezenlijke afname in het niveau van deelname aan activiteiten of omgang met lang bestaande relaties.
  • i. Verminderde sociale omgang - Deze indicator gaat over veranderingen in het algehele niveau van omgaan met anderen, niet slechts familie.
  • j. Uiten, ook non-verbaal, van een gebrek aan plezier in het leven (anhedonia) – Bijv., "Ik heb nergens meer plezier in". Deze indicator meet anhedonia, waarbij de cliënt niet langer in staat is om van activiteiten of situaties te genieten die normaal plezierig worden gevonden.

Proces:

Begin een gesprek met de cliënt. Hou eerder gedane uitingen van de cliënt in gedachten en ook de observaties die u en anderen hebben gedaan over verbale en non-verbale indicatoren van het geestelijk functioneren. Sommige mensen zijn meer verbaal dan anderen en doen directe uitspraken over hun gevoelens. Andere onthullen alleen zulke gevoelens als ze er naar worden gevraagd. Wanneer de cliënt gevoelens onder woorden brengt van psychisch lijden (bijv., huilen), vraag dan hoe lang dat al aanwezig is. Anderen zijn wellicht niet in staat hun gevoelens te uiten omdat ze de woorden niet kunnen vinden om te beschrijven hoe ze zich voelen of missen het inzicht of het vermogen daartoe. Observeer een cliënt zorgvuldig op indicatoren, zowel ten tijde van de geplande beoordeling als ook in elk direct contact dat u in de 3 dagen observatie van deze beoordeling heeft.

Denk aan culturele verschillen in het uiten van deze indicatoren. Cliënten kunnen meer of minder gemakkelijk geestelijke problemen, emoties en gevoelens uiten vanwege hun culturele normen. Stel uw interpretatie van een indicator niet bij naar beneden op basis van uw verwachtingen over de culturele achtergrond van de cliënt. Aan de andere kant is het van belang extra gevoelig te zijn voor deze indicatoren bij personen die vanwege hun cultuur meer stoïcijns zijn in hun uitingen. Raadpleeg andere zorgverleners of familie/vrienden die directe kennis hebben over het typische en huidig gedrag van de cliënt. Er kan ook relevante informatie in het cliëntdossier staan, hoewel dit niet noodzakelijk gedetailleerd is. In situaties waarin er een verschil is tussen hetgeen door de cliënt wordt gezegd en wat u observeert en/of door anderen wordt verteld, gebruik dan uw klinisch oordeel om te bepalen wat het beste antwoord is.

Codering:

Codeer de aan- en afwezigheid van elke indicator, ongeacht wat u denkt over de onderliggende oorzaak van het probleem. Wees er u van bewust dat sommige clienten hun stemming als normaal kunnen zien voor het stervensproces. Codeer voor zowel de aanwezigheid als voor het aantal waarin het gedrag zich stelde.
  • 0. Niet aanwezig
  • 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond. Let op. Gebruik deze code alleen als u weet dat de toestand aanwezig en actief is, maar niet in de laatste 3 dagen werd waargenomen.
  • 2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond
  • 3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond
Voorbeeld:
  • Tom
De case manager begon bij Tom te vragen ‘Hoe voel je je over wat er nu gebeurt met je gezondheid?’. Tom antwoordde: “Hoe denk je dat ik me voel? Hoe zou jij je voelen? Ik ben boos! Wat heb ik gedaan om dit te verdienen? Waarom ik? Mijn grootvader rookte tot zijn 95ste en er was niets mis met zijn longen.” De case manager vervolgde met de vraag: “Je vermelde eerder dat je moeilijkheden had met in slaap te vallen de afgelopen weken? Waarom denk je dat dit is?”. Tom pinkte een traan weg en zei: “Ik lig daar maar en over alles te piekeren. Zoals bijvoorbeeld, ik ben bang dat ik zal sterven in mijn slaap, maar dat kan misschien goed zijn, want er schiet eigenlijk niets voor me over. Ik vraag me af of het niet beter is om alles gewoon achter de rug te hebben. Ik heb ook niet veel zin om in gezelschap te zijn, want ze weten niet wat ze nog tegen me moeten zeggen en ik heb geen zin om over zaken te praten, dus zit ik maar in mijn stoel en doe ik alsof ik slaap. De andere avond met de vrienden was oké, want we hebben naar de wedstrijd gekeken en het was oké om dat terug met hen te delen, want ik had al lang geen wedstrijd meer gezien. Maar weet je, grotendeels kan ik niet echt meer genieten van iets’. Toen de casemanager vertrok, liep Tom zijn vrouw mee met haar buiten en gaf aan dat ze niet veel over zijn ziekte praten en dat hij moeilijk over zijn gevoelens praat. Ze maakt haar zorgen dat hij er altijd zo depressief uitziet. Hij is bang om te wenen, maar Jane vond hem gisteren met de tranen in zijn ogen. Jane zei ook dat hij nogal opvliegend kon zijn tegen haar wanneer zij hem probeert te helpen, en dat dit de meeste dagen gebeurd, wanneer hij moe is.

Deed negatieve uitspraken: Tom maakte negatieve uitspraken over zijn huidige situatie en gaf aan dat deze gedachten al een tijd aanwezig zijn. H1a=3

Voortdurend boos op zichzelf of op anderen: Tom zijn vrouw gaf aan dat dit aanwezig is. H1b=3

Uitingen (ook non-verbale) van wat onrealistische angsten lijken te zijn: Ook al is Tom bang dat hij in zijn slaap zal sterven, beoordeeld de case manager dit niet als onrealistisch gezien zijn prognose. H1c=0

Herhaald klagen over de gezondheid: Er zijn geen aanwijzingen dat dit aanwezig is. H1d=0

Herhaald angstig klagen/bezorgd zijn: Er zijn geen aanwijzingen dat dit aanwezig is. H1e=0

Droevige, pijnlijke of bezorgde gelaatsuitdrukkingen: Tom zijn vrouw zei dat dit aanwezig is. H1f=3

Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarstend: : Tom zijn vrouw zei dat dit aanwezig is. H1g=3

Zich terugtrekken belangrijke activiteiten: Behalve de avond dat zijn vrienden langskwamen, was Tom niet betrokken bij enige activiteiten. H1h=2

Verminderde sociale omgang: Tom zijn antwoord dat hij doen alsof hij slaapt om niet te hoeven babbelen met anderen, duidt op een verminderde sociale omgang. H1i=3

Uiten, ook non-verbaal, van een gebrek aan plezier in het leven: Tom geeft aan nergens meer van te genieten. H1j=3

  Page Info My Prefs
This particular version was published on 09:14 29-Nov-2019 by Sarah Melis.
 
BelRAI @2007

JSPWiki v2.4.104
[RSS]