A7. Verblijfplaats op het tijdstip van beoordeling
Bedoeling:
Het vastleggen van de verblijfstoestand van de cliënt op het moment van de beoordeling. De verblijfstoestand kan langdurig of tijdelijk zijn.
Definities: 
- 1. Woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen)
- 2. Woning van (de) kind(eren) 
- 3. Woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 
- 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)
- 5. Woon- en zorgcentrum (WZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)
- 6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning (“zelfstandige” woning in de nabijheid van  een RVT,… waardoor men gemakkelijk kan gebruik maken van allerhande diensten)
- 7. Beschut of beschermd wonen (heeft als doel om een thuis te bieden aan mensen die omwille van psychische problemen niet of nog niet zelfstandig kunnen wonen)
  
- 8. Medisch-pedagogische instelling (MPI), orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten
 
- 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 
 
- 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of SP-dienst
- 12. Kortverblijf
  
- 13. Palliatief centrum 
- 14. Penitentiaire instelling 
Proces:	
Kijk in het cliëntdossier. Als het daar niet in staat, vraag het dan aan de cliënt of zijn/haar familie.
Codering:	
Kies één antwoord en vul de juiste code in; specificeer eventueel.